Ook,
soms: truweel. Een
troffel is een stuk gereedschap
om mortel te mengen, te scheppen en aan te brengen over muren,
vloeren, plafonds e.d. Zowel de metselaar als de stukadoor maakt
gebruik van troffels. De vorm van het blad is rechthoekig, driehoekig
of afgerond (foto rechts).
De
metseltroffel is vrij groot, heeft rechte schouders en de punt
is afgerond.
De pleistertroffel is wat kleiner en dient om het pleisterwerk
op moeilijk bereikbare plaatsen aan te brengen en glad te strijken; er
is een rondpuntige en een scherppuntige variant.
De bandtroffel of
stukadoorstroffel is rechthoekig en dient om smallere lange
stukken ("banden") te pleisteren, bv. bij een kozijn of
nis.
De hoektroffel is
voor het uitstrijken van kalk of mortel bij inwendige (inspringende)
of uitwendige (uitspringende) rechte hoeken.
Verder is er nog de betontroffel of kattentong.
metseltroffel met
rechte schouders
pleistertroffel
met ronde punt en schuine schouders
pleistertroffel
met spitse punt en rechte schouders
bandtroffel of
stukadoorstroffel, recht blad, ronde schouders
Het woord troffel is al bekend in het Middelnederlands als truweel,
truwel, truel (metselaarsgereedschap, lepel) dat ontleend is aan
het Oudfranse truele (gereedschap). Wellicht is de benaming troffel
ontstaan naar analogie van woorden als schoffel en gaffel e.d. Bron Etymologiebank.