Internationale Stijl (1920-1970)
De
stroming Internationale Stijl,
ongeveer in dezelfde periode als het Functionalisme,
gaf uiting aan de mening dat een nieuwe architectuur, onafhankelijk van historische stijlontwikkeling of nationale geaardheid,
zuiver functioneel op de mens betrokken zou zijn en door een rationele toepassing van het materiaal
tot een voor elke functie ideale, niet-tijdgebonden, vorm zou komen (een
gebouw in de Internationale stijl kan overal neergezet worden, een uniforme bouwstijl).
Na de bouw van de Weissenhofsiedlung in Duitsland, gebouwd door architecten van verschillende nationaliteiten, werd het echter in het werk van al
deze architecten duidelijk dat de verkregen stijleenheid slechts uitwendig was; het functionele principe was niet in
staat uit zichzelf tot een vormeenheid te leiden (als dat al zou
moeten).
De belangrijkste stijlkenmerken zijn:
- het beklemtonen van het volume door een uniforme toepassing van witte
bepleistering
- de vrije en zelfs veranderlijke indeling van de
plattegrond
- het afwijzen van elke uitwendige versiering die de strakheid van het volume zou kunnen aantasten
- het nastreven van een afwisselend en in het landschap geïntegreerd geheel door
het spel van de volumes zelf
- geen historiserende of traditionele elementen (dus: niet teruggrijpen
naar oude bouwstijlen, geen kenmerken uit
de vernacular architecture
toepassen e.d.).
Onder meer Ludwig Mies van der Rohe, Oscar Niemeyer, Eero Saarinen en Alvar
Aalto waren belangrijke architecten van de Internationale Stijl.
Een voorbeeld van de Internationale Stijl in Nederland is de huizenrij
aan de Erasmuslaan in Utrecht van G. Rietveld (1931):
Verg. Postmodernisme, de reactie op
o.m. de Internationale Stijl.
Eng. International Style